Al in de 14e eeuw is er een schipkraan aangetoond aan de Vrij-Weinheimer oever. Een eerste massieve landkraan werd in 1549 opgericht naar het model van de Binger kraan (1487).
Het nog zichtbare fundament is een reliek van de laatste door mensenkracht aangedreven kraan, die rond 1680 werd gebouwd. In de centrale schacht was de draaibare kraanstandaard ingebed, waaraan de twee trappers en de arm bevestigd waren. Twee knechten moesten in de wielen lopen en zorgden zo voor de aandrijving van de installatie. Het lossen en laden was kostenplichtig. Over deze inkomsten hield de kraanschrijver verslag. De kraanmester was de schultheiß. Een kraanordening regelde de processen, de werktijden en de lonen. Deze kraan werd tussen 1690 en 1694 verwoest en werd ondanks de inspanningen van de Pfalzvorst niet volledig herbouwd. Het kraanrecht was meerdere keren het onderwerp van machtsstrijd tussen de concurrerende heersers van Kurpfalz en Kurmainz.
Onder de laadgoederen nam de regionaal geproduceerde vatenwijn de belangrijkste plaats in.
